Nieuwe versie A-Z dossier Lijfrenteproducten vanaf 2001

FB / IB / LB / P&L / S&E - Redactie Nextens - NN20240226 - 26-02-2024

Het A-Z dossier over lijfrenteproducten vanaf 2001 is bijgewerkt met de meest recente wijzigingen, zoals besluiten en nieuwe wetgeving. In het dossier is in het kader van Wet toekomst pensioenen (WTP) natuurlijk de situatie tot en na 2023 opgenomen. Er is een nieuwe paragraaf opgenomen over de aftr…

Artikel 18. Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen; voorwaarden arbeidsongeschiktheid

01-01-2024 - Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 3. Heffingsgrondslag bij werk en woning (hoofdstuk 3 van de wet)

Van langdurige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.133, negende lid, onderdeel a, van de wet is sprake indien:a. uit een recente verklaring van een arts blijkt dat de belastingplichtige door ziekte of gebreken op het moment waarop de verklaring is afgegeven niet in staat is volledig de w…

Artikel 3.129. Omzetting stakingswinst in lijfrente

01-01-2024 - Wet inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 3. Heffingsgrondslag bij werk en woning

1. Een ondernemer die in het kalenderjaar een onderneming – of een gedeelte daarvan – waaruit hij als ondernemer winst geniet staakt kan, vanwege de omzetting van de stakingswinst in een lijfrente, premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, in aanmerking nemen to…

Artikel 41a. Aftrekbare giften in natura; voorwaarden taxatierapport

01-01-2024 - Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 6. Persoonsgebonden aftrek

1. Het taxatierapport, bedoeld in de artikelen 6.38, tweede lid, en 6.39, tweede lid, van de wet, bevat de uitkomsten van een taxatie die is uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur die is ingeschreven in een register dat tot doel heeft zijn deskundigheid te waarborgen.2. De taxatie heeft niet m…

Artikel 3.126a. Uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht

01-01-2024 - Wet inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 3. Heffingsgrondslag bij werk en woning

1. Met premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, die dienen ter compensatie van een pensioentekort als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, worden gelijkgesteld de bedragen die door de belastingplichtige zijn overgemaakt naar een door hem bij een ban…

Artikel 28. Reikwijdte en definities

01-01-2024 - Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 5. Heffingsgrondslag bij sparen en beleggen (hoofdstuk 5 van de wet)

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:a. project: groenproject, zijnde een project waarvoor ingevolge de Regeling groenprojecten 2016, de Regeling groenprojecten buitenland 2002 dan wel de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 een verklaring als bedoeld in a…

Artikel 1.7. Lijfrenten en pensioenen

01-01-2024 - Wet inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder lijfrente:a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven,…

Artikel 6.9. Kwijtschelding binnen een bepaalde periode [Vervallen per 31-10-2001]

01-01-2024 - Wet inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 6. Persoonsgebonden aftrek

Artikel 3.131. Aftrek premies voor lijfrenten na overlijden ondernemer

01-01-2024 - Wet inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 3. Heffingsgrondslag bij werk en woning

1. Een belastingplichtige kan als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking komende premies voor onmiddellijk ingaande lijfrenten op zijn verzoek, in afwijking in zoverre van de artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, artikel 3.125, eerste lid, en artikel 3.126a, eerste lid, niet bij hem ze…

Artikel 3.127. In aanmerking te nemen premies voor lijfrenten

01-01-2024 - Wet inkomstenbelasting 2001 - Hoofdstuk 3. Heffingsgrondslag bij werk en woning

1. Indien de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan hij, vanwege een pensioentekort in het voorafgaande kalenderjaar, p…